Terwijl ik bezig ben met de voorbereidingen voor de maaltijd geniet ik heerlijk van de zon en de geluiden van de vogels buiten.
‘Mama, mama, mama!’ Ik zie mijn kind aan komen rennen, met tranen in de ogen.
Snel maak ik mijn handen schoon en veeg de tranen van het gezichtje.
‘Wat is er gebeurd kindlief?’En til het kind op en zet het op het aanrecht.
‘Poes heeft een muis gevangen en haar opgegeten! En het was zo’n schattig muisje. Ik vind het niet lief dat Poes de muis heeft opgegeten!’
‘Zo zit Poes nu eenmaal in elkaar, het is haar voedsel.’
‘Maar mama, vindt Poes het eten dat wij haar geven dan niet lekker?’
‘Natuurlijk wel, maar soms komt haar instinct boven. Dan ziet ze iets bewegen of vliegen, iets dat ze lekker vindt ruiken. Als ze weet dat ze een kans maakt het te krijgen gaat ze er op af en stelt alles in het werk om dat te krijgen.’
‘Toch vind ik het zielig voor de muis hoor, mama.’
‘Ik begrijp wat je bedoeld en wat jij voelt is heel goed. Toch hoef je niet bezorgt te zijn. Voor elk diertje wat Poes lekker vindt heeft god gezorgd dat het heel snel is. Een muis kan heel hard rennen en in kleine hoekjes wegkruipen waar zelfs Poes niet bij kan.’
‘Dan is het goed’ zegt mijn kind. ‘Maar mama, ik vind het nog steeds zielig voor de muis.’
‘Dat hoeft niet, schat. De muis is nu bij god. Weet jij een beter plaats om te zijn?’
‘Nee mama, bij god is het goed! Mag ik een appel?’