We rijden in de auto, op weg naar oma. De zon schijnt en het gras is groen.
En dan, dan ziet mijn kind iets waar het heel verdrietig van wordt. Een konijntje langs de kant van de snelweg. Ik zie tranen glinsteren als het zich tot mij wendt en vraagt ‘Mama, waarom ligt daar een konijntje zo stil?’
‘Ja kind, dat konijntje wilde de snelweg oversteken toen er auto’s voorbij kwamen. En een auto heeft het konijntje geraakt. Het vloog door de lucht, en viel op het asfalt daar waar het nu ligt.’
‘Is dat konijntje dan nu dood?‘
‘Zo’n klein konijntje dat heeft gebotst met een auto die heel snel reed, denk je dat het dat kan overleven?’
‘Maar als het konijntje nog leeft, dan moet die heel veel pijn hebben!’
‘Ja schat, àls het nog leeft zal het heel veel pijn hebben. En ook erg gewond zijn, zo erg dat het toch niet in het lichaam kan blijven. Dat is zo erg kapot door de klap.’
‘Ow….’ De tranen rollen nu over de wangen van mijn kind.
‘Mama, kunnen we terug gaan en het konijntje begraven?’
‘Het is heel gevaarlijk om langs de kant van de snelweg stil te gaan staan, en nog gevaarlijker om uit te stappen. Dat doe je alleen als de auto kapot is. Maar ik weet iets beters dan een begrafenis.’
‘Wat dan, mama?’
‘We gaan bidden voor het konijntje. We zeggen tegen god dat we het hier hebben zien liggen en of hij het konijntje komt ophalen en er goed voor wil zorgen.’
Een glimlach breekt door de tranen heen, ‘Ja mama, dat gaan we doen!’
‘Mama?’
‘Ja?’
‘Kan ik ook bidden voor al die dieren in die vrachtwagen daar?’
‘Jazeker, je kunt voor alles en iedereen altijd bidden.’